vrijdag 11 maart 2016

Elske Algra klas V4c

Het bittere kruid

Het verhaal begint in 1939 als de Duitsers Nederland binnenvallen. De vrouwelijke ik-persoon komt met haar ouders in Breda terug. Ze waren net tijdelijk geëvacueerd vanwege de inval. Haar vader vindt niet nodig dat ze onderduiken, ook al is haar familie Joods. De ik-persoon denkt echter terug aan de tijd toen ze jonger was en denkt aan hoe ze toen al gepest werd omdat ze van Joodse afkomst was. De ik-persoon wordt ziek en tegelijkertijd verhuist de familie naar Amersfoort, waar al haar broer en diens vrouw Lotte wonen. Op een dag komt vader thuis met sterren die alle Joden dragen moeten. Ze zijn allen blij met deze gebeurtenis.
Het blijft echter niet bij alleen sterren; vader en Dave krijgen een oproep voor een werkkamp. Ze gaan niet, omdat vader een huidaandoening heeft en Dave net doet alsof hij een ziekte heeft door iets te gebruiken dat in een vreemd flesje zit. Op een gegeven moment komt het buurmeisje, die niet Joods is, van de ik-persoon langs en zegt dat ze een aantal spullen van de ik-persoon mooi vindt. Die antwoordt daarop dat het buurmeisje ze mee kan nemen, omdat zij er waarschijnlijk toch geen gebruik meer van kan maken. Nog steeds duiken ze echter niet onder, ondanks alle razzia’s die plaatsvinden, waar zelfs de zus van de ik-persoon bij opgepakt wordt. Weer komt er een oproep, maar nu voor allen. De ik-persoon, Dave en Lotte komen er onderuit met behulp van de dokter, die de ik-persoon en Dave nog steeds ziek verklaart, hoewel ze dat eigenlijk niet zijn. Lotte mag dan blijven om hen te verzorgen. Vader en moeder moeten wel weg. Zij gaan naar een getto in Amsterdam. 
Op een dag besluit de ik-persoon om haar ouders op te gaan zoeken in Amsterdam ook al was dat in die tijd levensgevaarlijk geworden voor Joodse mensen. In Amsterdam aangekomen besluit ze daar een tijdje te blijven. Tijdens haar bezoek komt er echter een inval in haar ouderlijk huis. Haar ouders worden opgepakt, de ik-figuur niet omdat ze nog net door de achterdeur kon ontsnappen. Helaas hangt haar jas dan nog in het huis met daarin haar identiteitspas. Daardoor weten de Duitsers alles van haar wat ze weten moeten en is de ik-figuur haar leven dus niet meer zeker. Ze laat nu haar haar verven en ondergaat als het ware een metamorfose. Dan besluit om naar Dave en Lotte te gaan. Weer gaat ze met de trein, nu naar Utrecht. Lotte en Dave worden echter opgepakt op het station en de ik-persoon is nu dus nog in haar eentje over. Ze gaat maar weer naar Amsterdam en daar helpt Wout haar een onderduikadres te vinden. Gedurende het einde van de oorlog wisselde de ik-persoon nog een aantal keren van onderduikadres.
Na de oorlog besluit de ik-persoon haar en oom en tante op te zoeken in Zeist (Die oom en tante zijn tijdens de oorlog niet opgepakt omdat da familie van haar tante niet-joods is). Daar ziet ze haar oom bij de tramhalte staan en ze is dus blij dat hij haar opwacht (Dat doet hij echter niet alleen op die dag, maar op elke dag van de week). Tenslotte gaat ook die oom nog dood.



Dit boek vertelt het verhaal van een Joods meisje en alle verschrikkingen die zij doorstaat. Er wordt niet uitgebreid ingegaan op gevoelens, maar toch is het een aangrijpend verhaal. Het gedeelte waarin verteld wordt over de ouders die worden opgepakt en dat de ik-persoon nog net ontsnappen is daar een voorbeeld van. Gedurende het boek verliest de hoofdpersoon steeds meer mensen (beginnend met Bettie) en er blijft uiteindelijk alleen haar tante over, die totaal geen Joods bloed door haar aderen heeft stromen. Dat vormt dan uiteindelijk ook meteen de ironie van het boek; elke persoon van Joodse afkomst sterft en alleen de hoofdpersoon blijft over. Dat is natuurlijk ook een goede afspiegeling van de werkelijkheid. Er waren heel veel Joodse mensen van wie de gehele familie afgemaakt was tijdens de oorlog.




Opdracht M. 
Voor mijn opdracht ga ik dit verhaal vergelijken met de bijbel. Ik ga namelijk het volledige verhaal vertellen van Mozes en de uittocht vanuit Egypte.
Het verhaal van de uittocht van de Israëlieten is genaamd ‘Exodus’, wat letterlijk uittocht betekent. Het begon allemaal met de farao van Egypte die de Israëlieten onderdrukte. De Israëlieten deden al het zware werk, ze waren eigenlijk de slaven van de Egyptenaren, in Egypte. Deze farao kwam aan de macht nadat Jozef en zijn nagezaten waren gestorven. Onder Jozef en diens familie had het Israëlische volk in Egypte een tijd van bloei meegemaakt. Door die bloeiperiode waren de Israëlieten al een grotere bevolkingsgroep dan de Egyptenaren zelf. De farao zorgde er dus voor dat de Israëlieten niet een ander land zouden gaan zoeken om zich te vestigen en nooit in opstand zouden komen door een aantal slavendrijvers aan te stellen. Hier is natuurlijk al een link met de tweede wereldoorlog. De joden vormden een groot deel van de Duitse bevolking en aangezien het slecht ging met de Duitse economie had Hitler de kans, net zo als de farao uit de Exodus, om aan de macht te komen. Op een gegeven moment was de farao zo bang dat de talrijke Israëlieten in opstand zouden komen, dat hij de Egyptenaren opdroeg alle kinderen die bij de Israëlieten geboren werden in de Nijl te gooien. Na een tijdje komt Mozes in het verhaal voor. Hij gaat naar de farao en vraagt hem de Israëlieten vrij te laten zodat ze zich ergens anders zouden kunnen vestigen. De farao ging er echter niet op in, waarop Jaweh (de God van de Israëlieten) besloot Egypte gebukt te laten gaan onder tien plagen. De eerste negen waren natuurlijk al erg voor het volk, maar de tiende was degene die de farao deed zwichten en waar de echte link tussen Het Bittere Kruid en de Exodus gelegd wordt. Allereerst de eerste negen plagen in volgorde: de Nijl die in bloed verandert, de plaag van de kikvorsen, de plaag van de muggen, de plaag van de horzels, de plaag van de veepest, de plaag van de builenpest, de plaag van de hagel, de plaag van de sprinkhanen en de plaag van de duisternis. Bij al deze plagen kun je je ook wel een duidelijke voorstelling maken natuurlijk. De tiende plaag was dus echter degene die de farao van zijn mening deed veranderen. Jaweh zei toen tegen Mozes dat Hij nog één plaag over de farao en Egypte zou brengen. Jaweh zou die avond door Egypte trekken. Alle eerstgeborenen in Egypte (van de eerstgeborene van de farao af, tot de eerstgeborene van de slavin) zouden sterven. Tevens zou Jaweh de eerstgeborene van het vee afnemen. Daarna zei Hij dat geen hond tegen Israëls kinderen zou blaffen opdat iedereen mag weten dat Jaweh onderscheid maakt tussen Egyptenaren en Israëlieten. Dan is het de vraag hoe Hij dat zou gaan doen. Hier komen we bij de ‘clue’ van dit stukje tekst. Jaweh droeg Mozes op aan alle Israëlieten te vertellen die avond een schaap te slachten en dat mat z’n allen op te eten. Maar voor het eten moeten ze het bloed van het schaap aan de deur smeren. Jaweh weet dan welk huis van een Israëliet zou zijn (daar waar bloed aan de deur zit) en welk huis van een Egyptenaar (daar waar geen bloed aan de deur zit). Dat is ook de overeenkomst. Dave plaats die bekers (onbewust) op het tuinhek in de hoop dat de Duitsers hun huis over zullen slaan en dat zijn gezin dus gespaard wordt van de toorn van Hitler. En dat is precies wat er in het verhaal van de Exodus gebeurt.